DE TRAGEDIE VAN DE JODEN – GETTO´S EN MASSAVERNIETIGING
GEDENKPLAATS AUSCHWITZ
GEDENKPLAATS AUSCHWITZ
DE TRAGEDIE VAN DE JODEN – GETTO´S EN MASSAVERNIETIGING
Tegelijk met het binnenvallen van de Duitsers in Polen begonnen ze met de vervolging van de Joodse bevolking. De Joden werden vernederd, getreiterd, beroofd en vermoord. Eind 1939 ging de bezetter ertoe over ze naar getto´s te evacueren. Dit ging gepaard met de volledige confiscatie van hun bezittingen en ze werden van al hun inkomstenbronnen beroofd. In overvolle en geïsoleerde getto´s vond de eerste fase van de uitroeiing van de Joden plaats die massaal stierven als gevolg van honger, ziekten en dwangarbeid. De dagelijkse calorie-waarde van het voedsel dat aan de gettobewoners werd uitgedeeld was minder dan 1/12 van de normale voedselnorm. Deze tragische situatie werd in geringe mate verbeterd door het smokkelen van levensmiddelen en andere hulpvormen van buiten het getto. In de getto´s ontstond een Joodse verzetsbeweging. Ondanks de massieve Duitse anti-Joodse propaganda die onwil tussen de beide gemeenschappen moest kweken, konden duizenden Joden bij de Poolse bevolking onderduiken. De grootste getto´s bevonden zich in Warschau (ruim 450.000 mensen), Łódź, Białystok en Vilnius. In het Warschause getto stierven gedurende nog geen twee jaar ruim 90.000 mensen.

De Duitse nazi’s pasten in Polen collectieve aansprakelijkheid toe voor hulp aan Joden in de vorm van de doodstraf die niet alleen voor de hulpverlener maar ook diens hele familie gold.

Gouverneur Hans Frank:

Ik wil slechts terzijde aanmerken dat we 1,2 miljoen Joden tot de hongerdood veroordelen.
Bron: Posiedzenie kierowników głównych działów rządu w dniu 24 sierpnia 1942 r. (Vergadering van hoofden van de belangrijkste overheidsdiensten, 24 augustus 1942), in: Stanisław Piotrowski, Dziennik Hansa Franka (Het dagboek van Hans Frank), Warschau 1956, p. 458.
Het lot van circa 1,5 miljoen Poolse Joden werd bezegeld in het kader van de “Aktion Reinhardt” in centra van massavernietiging in: Treblika, Bełżec, Sobibor en KL Lublin (Majdanek). Bovendien werden er circa 150.000 Poolse Joden in Kulmhof (Chełmno nad Nerem) vermoord, en circa 300.000 naar KL Auschwitz gedeporteerd. De Joden vormden bijna 60% van de Poolse burgerslachtoffers die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog om het leven kwamen.

Fragmenten van aantekeningen uit het Dagboek van Generaal-Gouverneur Hans Frank en de notulen van het overleg van de regering van het Generaal-Gouvernement die de houding van het bewind van het Generaal-Gouvernement m.b.t. de “Joodse kwestie” illustreren:

12 september 1940:
[...] Wat de behandeling van de Joden betreft, heb ik besloten het getto in Warschau te sluiten, vooral omdat er werd vastgesteld dat het gevaar dat van 500.000 Joden uitgaat zo groot is dat er de mogelijkheid bestaat dat ze gaan rondzwerven.

12 juli 1940:
[...] Zeer belangrijk is ook het besluit van de Führer dat genomen werd op verzoek van dr. Frank dat er geen transporten van Joden naar het Generaal-Gouvernement meer plaatsvinden. [...] Er is het transport van de gehele Joodse stam gepland [...] om ze zo snel mogelijk nadat de vrede gesloten is over te brengen naar een of andere Afrikaanse of Amerikaanse kolonie. Er wordt aan Madagaskar gedacht dat Frankrijk voor dit doel zou moeten afstaan; hier is genoeg ruimte op 500.000 km2 voor een paar miljoen Joden. Ik heb mijn best gedaan opdat de Joden in het Generaal-Gouvernement deel konden nemen aan het privilege een nieuw leven op te bouwen in het nieuwe land [...].

19 december 1940:
Frank tegen soldaten van de Wehrmacht: Dit uur met de Wehrmacht vervult mij met geluk, omdat wij hierdoor allen verenigd worden. De een heeft thuis een moeder, ouders; de ander een vrouw, verloofde, broer, kinderen. Zij zullen gedurende deze weken aan jullie denken en tegen zichzelf zeggen: „Mijn God hij zit daar nu in Polen waar er zoveel luizen en Joden zijn, misschien heeft hij honger of heeft hij het koud, misschien is hij bang om te schrijven” [...] Natuurlijk heb ik het niet binnen dit jaar gered om alle luizen en Joden te verwijderen (gelach). Maar na verloop van tijd en vooral als jullie mij daarbij helpen – kan dat bereikt worden. [...]

9 september 1941:
Met de Joden – en dat wil jullie heel open zeggen – moet het hoe dan ook afgelopen zijn. De Führer heeft een keer heel duidelijk gezegd: „Als het verenigde Jodendom in staat is een nieuwe wereldoorlog te ontketenen, dan zullen niet alleen de volkeren die tot die oorlog gedwongen worden bloedoffers moeten brengen, maar ook de Jood in Europa zal ophouden te bestaan.” Ik weet dat velen in het Rijk de maatregelen tegen de Joden bekritiseren [...].Bewust – en dat blijkt uit rapporten over de stemming onder het volk – heeft men het steeds over wreedheden, hard optreden enz. Ik wil u heren om een ding vragen: bent u het met mij eens dat – we principieel alleen medelijden willen hebben met het Duitse volk en daarbuiten voor niemand anders in de wereld. De anderen had ook geen medelijden met ons. Als oude nationaalsocialist moet ik eraan toevoegen: als de Joodse stam de oorlog in Europa zou overleven en wij zouden voor het behoud van Europa ons beste bloed vergieten, dan zou deze oorlog slechts ten dele een succes zijn. Ik verwacht principieel dat de Joden verdwijnen. Ze moeten verdreven worden. [...] Mijne heren, ik wil u verzoeken zich af te harden tegen alle mogelijke overwegingen die door het medelijden gedicteerd worden. We moeten de Joden vernietigen, waar we ze maar kunnen vinden, om de gehele structuur van het Rijk in stand te kunnen houden. Natuurlijk zal dat met behulp van andere methoden gaan waarover de chef van de dienst dr. Hummel al gesproken heeft. Tevens de rechters van de speciale rechtbanken kunnen er niet aansprakelijk voor gehouden worden, want zij zijn gebonden aan de kaders van de gerechtelijke procedure. Men kan de opvattingen die tot nog toe golden niet op zo´n enorme, eenmalige gebeurtenis toepassen. We moeten in elk geval een weg vinden die ons naar dit doel brengt en ik ben daarover aan het nadenken. De Joden zijn voor ons buitengewoon schadelijke veelvraten. In het Generaal-Gouvernement hebben we circa 2,5 miljoen Joden en tezamen met alle bloedsverwanten en met Joden verbonden personen op het moment – 3,5 miljoen. We kunnen deze 2,5 miljoen noch doodschieten, noch vergiftigen, we moeten dus maatregelen nemen waardoor we hen op een of andere wijze succesvol kunnen vernietigen (Vernichtungserfolg) en dit in overeenstemming met grootschalige directieven die moeten worden bepaald in het Rijk. Het Generaal-Gouvernement moet van Joden bevrijd worden, net zoals de rest van het Rijk van hen bevrijd is. Hoe en waar dit zal gebeuren, wordt bepaald door de instellingen die wij hier moeten oprichten en installeren. Over de taakstelling van deze instellingen zal ik u op de hoogte houden.

7 maart 1944:
[...] Als er vandaag de dag ergens iemand met tranen in de ogen treurt over het lot van de Joden en zegt: is het niet vreselijk, wat er met de Joden gebeurt – dan moet men hem vragen of hij nog steeds deze mening heeft. Als we op dit moment die 2 miljoen Joden met al hun activiteiten hier zouden hebben, en aan de andere kant dat kleine aantal Duitsers – dan zouden wij de situatie niet meer onder controle hebben. De Joden zijn een ras dat vernietigd moet worden. Als we er ergens ook maar één te pakken krijgen, dan maken we korte metten met hem.
Bron: Biuletyn GKBZHwP, bd. II, p. 36-40.

Fragmenten uit het memorandum van Wetzel en Hecht van 25 november 1939 over de behandeling van de Joden op de bezette Poolse gebieden:

[...] Ongeacht de in het voorgaande gestelde vraag of de Joden anders behandeld dienen te worden dan de Polen, en met name of er voor hen bepaalde verzachtende omstandigheden moeten gelden, dan zou dat naar mening van het Duitse bestuur moeten zijn, om de Joden en de Polen tegen elkaar uit te spelen. [...].De Joodse taal mag toegestaan worden in het dagelijkse leven, het Hebreeuwse schrift is echter ontoelaatbaar in het openbare leven.
Om het de Joden moeilijker te maken zich te verbergen, zijn zij ertoe verplicht – voor het geval zij geen typische Joodse voornaam hebben – de voornamen: Israël en Sara te gebruiken. Geslachtsnamen die typisch Duits zijn of voor zuiver Duits doorgaan, dienen door typisch Joodse achternamen vervangen te worden.
De Joden mogen ook in de overige gebieden (in het Generaal-Gouvernement) geen landbouw- en bosgronden in bezit hebben. Het tot nu toe door hen gehouden eigendom moet worden onteigend. [...]
De gezondheid van de Joden is voor ons niet van belang. Ook tegenover de Joden geldt het principe hun voortplanting met alle mogelijke middelen te beperken. Ook is bij hen abortus niet strafbaar, zij kunnen ook anticonceptiemiddelen verkopen en gebruiken. [...]
Het Duitse bestuur moet er naar streven de scheiding tussen Polen en Joden op alle vlakken in stand houden. De massale doop van Joden als ook huwelijken tussen Polen en Joden zijn – op zijn minst op dit moment – voor ons niet van belang. [...]
Bron: Biuletyn GKBZHwP, bd. IV, p. 170-171.

Beschrijving van de vernietiging van de Joden in de gaskamers van KL Auschwitz:

De vernietiging in Auschwitz zag er als volgt uit. De voor de vernietiging bestemde Joden, mannen
en vrouwen apart, werden mogelijkst rustig naar de crematoria gebracht. In de omkleedruimte vertelden de daar werkzame gevangenen van het Sonderkommando de Joden in hun moedertaal dat ze zich slechts gingen wassen en dat ze ontluisd zouden worden, dat ze hun spullen netjes moesten opvouwen en vooral de plek moesten onthouden, zodat ze na de ontluizing ze snel weer terug konden vinden. De gevangenen van het Sonderkommando waren er zelf het meeste bij gebaat dat alles snel, rustig en effectief verliep. Nadat de Joden zich uitgekleed hadden, gingen ze de gaskamer in die van douchekoppen en waterleidingen was voorzien, om de indruk van een badhuis te wekken. Eerst gingen de vrouwen met kinderen naar binnen en vervolgens de mannen die altijd in de minderheid waren. Het verliep bijna altijd rustig, omdat de mensen die treuzelden of het noodlot voorvoelenden door de gevangenen van het Sonderkommando gerustgesteld werden. Bovendien bleven zowel deze gevangenen als ook één van de SS'ers tot het laatst in de gaskamer. Vervolgens werden de deuren dichtgeschroefd en de gereedstaande desinfecteurs wierpen onmiddellijk door gaten in het plafond het gas dat via speciale leidingen tot aan de grond viel. Dit leidde ertoe dat het gas zich onmiddellijk verspreidde. Door het kijkgat in de deur was te zien dat de personen die het dichtst bij de inworpleidingen stonden direct dood omvielen. Men kan zeggen dat circa eenderde van de slachtoffers direct stierf. De overigen begonnen te wankelen, te schreeuwen en lucht te happen. Het geschreeuw veranderde heel snel in kreunen en na enkele minuten lag iedereen op de grond. Maximaal na verloop van 20 minuten bewoog zich niemand meer. Afhankelijk van het weer, als het nat was, of droog, koud of warm, bovenal afhankelijk van de kwaliteit van het gas die niet altijd gelijk was, en tenslotte afhankelijk van de samenstelling van het transport, of er veel gezonde, oude of zieke mensen of ook kinderen onder hen waren, varieerde de werking van het gas van 5-10 minuten. Bewusteloosheid trad al na enkele minuten in, afhankelijk van de afstand tot de inworpleidingen. Schreeuwende, oudere, zwakke mensen en kinderen vielen eerder neer dan gezonde en jongere mensen. Een half uur na de inworp van het gas werd de deur geopend en de ventilators ingeschakeld. Onmiddellijk werd er begonnen met het wegslepen van de lijken. Ze vertoonden geen lichamelijke veranderingen, er waren ook geen stuiptrekkingen of verandering van huidkleur te zien. Pas nadat ze er langer gelegen hadden, en dus na enkele uren verschenen de gewone lijkvlekken. Ook verontreiniging door uitwerpselen kwam eerder zelden voor. Er werden ook geen letsel vastgesteld. [...] Het Sonderkommando rukte de gouden tanden bij de lijken uit en van vrouwen werden de haren afgeknipt. Vervolgens werden de lijken met liften naar boven, naar de al aangestoken ovens gebracht. Afhankelijk van de lichaamsbouw gingen er in een ovenkamer drie lijken. Van de eigenschappen van het lijk was tevens de verbrandingstijd afhankelijk die gemiddeld 20 minuten bedroeg.

Zoals ik al gezegd heb, konden de crematoria I en II in totaal binnen 24 uur ca. 2.000 lijken verbranden. Het verbranden van een groter aantal was niet mogelijk zonder beschadigingen. De crematoria III en IV moesten 1.500 lijken binnen 24 uur verbranden, maar voor zover ik weet werden deze aantallen daar nooit bereikt. Tijdens de onophoudelijke verbrandingen viel het as op de roosters en deze werden aan de lopende band verwijderd en vermalen. Het vermalen as werd met vrachtwagens naar de Weichsel afgevoerd en daar met scheppen in het water gegooid, waar het meteen werd meegevoerd en oploste. Vergelijkbaar werd met de as uit de kuilen bij bunker II en crematorium IV omgegaan waar ook lijken werden verbrand. Het vernietigingsproces in bunker I en II verliep net als in de crematoria, maar daar was de invloed van de atmosferische omstandigheden duidelijker voelbaar.

Alle werkzaamheden verbonden met de vernietiging werden door Joden verricht die in het Sonderkommando werkten. Dit vreselijke werk deden zij met een botte onverschilligheid. Hun enige streven was, om het werk zo snel mogelijk gedaan te krijgen, om een langere pauze te kunnen hebben en tabak en eten te kunnen zoeken in de kleding van hen die vergast waren. Ondanks het feit dat ze weldoorvoed waren en rijkelijk extra´s kregen, kon vaak waargenomen worden dat ze met één hand een lijk sleepten en in de andere hand eten vasthielden en kauwden. Zelfs het vreselijkste werk zoals het uitgraven en verbranden van lijken die in massagraven waren begraven, stoorde hen niet bij het eten.
Bron: Autobiografia Rufolfa Hössa, komandanta obozu oświęcimskiego (Autobiografie van Rudolf Höss, kampcommandant van Auschwitz), Warschau 1989, p. 202-203.

Fragment van een na de oorlog op het kampterrein van Birkenau gevonden relaas van een gevangene van het Sonderkommando (bediening van de gaskamers en de crematoria) – Leib – die het verloop van het doden in de gaskamer beschrijft:

[...] Er werden er zoveel ingeperst als maar mogelijk was. Het is moeilijk voorstelbaar dat er in zo´n kleine ruimte zoveel mensen ondergebracht konden worden. Als iemand niet naar binnen wilde gaan, dan werd hij wegens verzet doodgeschoten of door de honden verscheurd. Ze konden binnen enkele uren stikken door het gebrek aan lucht. Daarna werden alle deuren nauwkeurig afgesloten en werd er door een klein raampje in het plafond gas naar binnen gegooid. De mensen die daarbinnen waren opgesloten, konden er niks tegen doen. Dus schreeuwden ze met bittere, jammerende stemmen. Anderen beklaagden zich met stemmen vol wanhoop, nog anderen slikten krampachtig en er weerklonk een krampachtig gehuil vol van wanhoop. Sommigen zegden het “Widdoej” op of schreeuwden “Sjema Israel”. Allemaal trokken ze de haren uit hun hoofd dat ze zo naïef geweest waren en het toegelaten hadden zich daarheen te laten brengen, achter de gesloten deuren. Met het enige zintuig dat zich nog een weg naar buiten kon banen, met hun stemmen gericht aan de hemel gaven ze hun laatste protestschreeuw tegen de grootste ongerechtigheid in de geschiedenis die tegen volledig onschuldige mensen werd begaan en alleen maar om in één keer hele generaties op verschrikkelijke wijze te vernietigen. De mensen vielen toen ze stierven – vanwege de grote druk – op elkaar totdat er een hele stapel was ontstaan van vijf of zes lagen mensen die op elkaar lagen, tot een hoogte van één meter. Moeders verstijfden in zittende houding op de grond hun kinderen omarmend, en mannen en vrouwen overleden in elkaars armen. Een deel van de mensen vormde een vormloze massa. Anderen stonden in voorovergebogen houding; het onderste gedeelte van hun torso bevond zich in staande positie, het bovenste gedeelte, van de buik naar boven, in liggende positie. Een deel van de mensen waren blauw van het gas, anderen zagen er fris uit, alsof ze sliepen. Niet iedereen paste in de bunker; een deel van hen werd in een houten barak vastgehouden tot de volgende dag tot 11 uur. ´s Ochtends hoorden zij de wanhopige stemmen van de vergasten en meteen wisten ze wat hen te wachten stond. [...] ze doorleefden de allergste pijn ter wereld in die verdomde nacht en tijdens die halve dag. [...] Zoals ik later te weten kwam, bevonden mijn vrouw en mijn zoon zich in die groep. ´s Ochtends verscheen het Sonderkommando dat toentertijd uitsluitend uit Joden bestond, verdeeld in vier groepen. De eerste groep ging met gasmaskers op de bunker in en gooide de lijken van de vermoorden eruit. Een andere groep sjouwde de lichamen tot aan de rails waar de wagons stonden. Een volgende groep laadde de lichamen op de wagons die lorries genoemd werden en duwden deze voort. [...]
Bron: Wśród koszmarnej zbrodni, notatki więźniów Sonderkommando (Ten midden van een gruwelijke misdaad, notities van gevangenen van het Sonderkommando), Oświęcim 1975, p. 118-120.